donderdag 12 augustus 2010

Vakjargon

Met een baan zoals de mijne veranderd ook je taalgebruik. Nu we in Den Haag wonen heb ik me voorgenomen om netjes te praten. Ik kreeg pas een compliment van een vriendin uit de buurt: 'Huh, jij woont in Den Haag, maar praat zo netjes!' Is het me toch gelukt!

Maar dat heeft natuurlijk niets met mijn beroep te maken. Veelvuldig gebruikte woorden zijn poep, windjes, snottebellen, diaritus en de ohh's en ahh's wanneer één van de kindertjes weer eens iets geweldigs doet of ontdekt.
Sinds ik moeder ben geworden lijken mijn conversaties met collega's vooral te gaan over hoe smeuig of niet-smeuig de ontlasting van de koters is. 'Zou ze een buikgriepje hebben?' of 'misschien last van obstipatie?'.

Dan heb ik ook nog een klein bijbaantje bij de verstandelijk beperkten (uiteindelijk is iedereen wel een beetje beperkt, zelf verstandelijk) en daar is het hetzelfde riedeltje. Immers ook billen poetsen, voeren en aanmoedigen.

Roos heeft inmiddels al een peuterjargon. O = oor, oo = oog, pop = op, haa = haar, tutu = neus, pas = plas, itte = zitten en heel wat ander gebrabbel betekent ook een heleboel. Kost me in elk geval een hoop concentratie om daarachter te komen. Maar het is wel leuk hoor. Minimensje met grote babbels.

Ik ben erg blij dat ik een collega hier in de buurt heb gevonden, ook met een jong meisje. De meiden spelen en kletsen samen (of eerder pakken ze elkaars speeltjes af en doen ze wedstrijdjes wie het hardst kan gillen) en de mamma's wisselen poep en plas verhalen met elkaar uit. Of verhalen zoals vandaag over hoe brak we wel niet zijn na de nachtelijke uurtjes waarin niet geslapen is.

Ach.. als ze puber zijn..

Geen opmerkingen: